Kinderen die beperkt toegang hebben tot sport en cultuur krijgen gemiddeld gezien een lager schooladvies. In totaal zijn meer dan honderdduizend kinderen daar de dupe van. Dat blijkt uit een analyse van ABN AMRO. Sectoranalist Ward van der Stee wijst erop dat een deel van de Nederlandse kinderen structureel minder de kans krijgt om hun volledige potentieel te ontwikkelen en waarschuwt voor het langetermijneffect op de arbeidsmarkt.
Naar schatting 146.000 Nederlandse kinderen krijgen een lager schooladvies als gevolg van een gebrek aan culturele activiteiten. Hetzelfde geldt voor 71.000 kinderen die onvoldoende aan sport deelnemen. Dat blijkt uit een doorberekening van de conclusies van een recent onderzoek van de onafhankelijke economische onderzoeksinstantie SEO naar de gevolgen van kansenongelijkheid onder Nederlandse basisschoolkinderen.
Beschikking over hulpbronnen
De SEO-onderzoekers brachten onder meer in kaart hoe de hulpbronnen waar kinderen over kunnen beschikken verschillen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om toegang tot sporten in georganiseerd verband of het regelmatig bezoeken van musea. Hieruit blijkt een verband met de leerprestaties: kinderen die minder toegang hebben tot deze ontwikkelingsmogelijkheden scoren gemiddeld tot 1,5 punten lager op hun Cito-toets. Dit kan bijvoorbeeld het verschil betekenen tussen een vmbo-t- en een havo-advies.
“Deze cijfers laten duidelijk zien hoe het gebrek aan toegang tot sport en cultuur niet alleen de ontwikkeling van kinderen belemmert, maar in potentie ook invloed heeft op de toekomstige arbeidsmarkt”, zegt Ward van der Stee, sectoranalist bij ABN AMRO. “Om de effecten van de vergrijzing en het arbeidstekort te beperken, is het in de komende decennia belangrijk dat werknemers verschillende banen kunnen uitoefenen en flexibel blijven. Voor deze flexibiliteit is vroege en brede blootstelling aan verschillende vormen van sportieve en culturele activiteiten essentieel.”
Steeds minder sport- en cultuurparticipatie
Uit cijfers van het CBS blijkt dat de wekelijkse sportdeelname van kinderen tussen de 4 en 11 jaar de afgelopen jaren is gedaald. Ook organiseren basisscholen steeds minder culturele activiteiten, zoals museumbezoeken, wat eveneens een negatieve impact heeft op de ontwikkelingskansen van kinderen.
Langetermijngevolgen voor de arbeidsmarkt
Van der Stee waarschuwt voor de langetermijneffecten van deze dalende sport- en cultuurparticipatie. “Als kinderen minder toegang hebben tot deze hulpbronnen, belemmert dat niet alleen hun persoonlijke ontwikkeling, maar ook hun toekomstige loopbaankansen. Dat is iets waar we voor op moeten passen.”
Verantwoording bij de cijfers
Er zijn 1,4 miljoen basisschoolleerlingen. Van hen sport 63 procent in georganiseerd verband en gaat slechts 26 procent regelmatig naar een museum en 20 procent naar het theater. Dit betekent dat 518.000 van deze basisschoolleerlingen geen toegang hebben tot sport in georganiseerd verband, 1 miljoen kinderen niet naar een museum gaan en 1,12 miljoen kinderen niet naar het theater gaan. Uit het onderzoek van SEO blijkt dat kinderen die aan georganiseerde sport deelnemen gemiddeld 1,5 punten hoger scoren op de Cito-toets. Kinderen met toegang tot musea en theaters scoren gemiddeld 1,4 punten hoger.
Voor de 518.000 kinderen die niet aan georganiseerde sport doen, betekent dit dat velen een lager advies krijgen dan hun potentieel zou toelaten. Kijkend naar de verdeling en de gemiddelde Cito-score in Nederland (534,9), en de grensscore waarmee kinderen een havo-advies krijgen in plaats van vmbo-t (536 punten), missen ongeveer 71.000 kinderen zonder sportdeelname een havo-advies, omdat hun score door het gemis aan sport met 1,5 punten lager uitvalt. Van de 1 miljoen kinderen zonder toegang tot culturele voorzieningen, krijgen naar schatting 146.000 kinderen een lager schooladvies door het verschil in Cito-score van 1,4 punten.
Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst