Het verschil tussen de cijfers van het schoolexamen en het centraal examen in het voortgezet onderwijs mag niet te groot zijn. Onderzoek naar de effecten van de sturing op het verkleinen van dit verschil laat zien dat deze sturing vooral leidt tot nog meer ‘teaching to the test’. Leraren Nederlands en Moderne Vreemde Talen worden onder druk gezet om steeds meer aandacht te besteden aan de training van het centraal examen en dat bestaat uit leesvaardigheid, waardoor er steeds minder tijd en aandacht overblijft voor andere taalvaardigheden, zoals schrijven en spreken.

Vandaag is in Den Haag het onderzoek naar de effecten van de sturing op de discrepantie tussen de cijfers voor het schoolexamen en het centraal examen aangeboden aan het ministerie van OCW. De Vereniging van Leraren in Levende Talen heeft, met subsidie van het ministerie van OCW, OIG (Onderwijs Innovatie Groep) opdracht gegeven dit onderzoek uit te voeren. De uitkomsten van het onderzoek zijn schokkend: 4 op de 5 leraren ervaart sturing door de schoolleiding op het verschil tussen de cijfers voor het schoolexamen en voor het centraal examen. Schoolleiders verwachten dan vooral een verdere intensivering van de examentraining, aanpassing van de schoolexamens en directe wijziging van cijfers. Dit leidt onder meer tot een verschraling van het taalonderwijs, omdat het centraal examen alleen leesvaardigheid toetst.

De examentraining met oude examens is vooral gericht op toetsvaardigheid, trucjes om de, vaak meerkeuze, examenvragen te maken, waardoor het taalonderwijs steeds meer versmalt tot ‘teaching to the test’. Bovendien wordt steeds vaker leesvaardigheid ook nog eens opgenomen in het schoolexamen: voor Nederlands in 2 van de 3 scholen en voor Moderne Vreemde Talen in 2 van de 5 scholen. Hierdoor is de weging van taalvaardigheden in het eindcijfer volledig uit balans geraakt.

In dit licht is het niet verwonderlijk dat het hoger onderwijs klaagt over de taalbeheersing van instromende studenten: ze kunnen misschien wel steeds beter meerkeuzevragen beantwoorden bij cito-teksten, maar of ze een studietekst ook werkelijk begrijpen, of zelf een verslag kunnen schrijven, krijgt steeds minder aandacht in het voortgezet onderwijs.

De belangrijkste aanbeveling uit het onderzoek, ondersteund door zowel leraren als experts, is om de sturing op het verschil tussen schoolexamencijfers en cijfers voor het centraal examen te beperken door te kijken naar landelijke verschillen per vak en door schoolbestuurders bij te scholen in de kwaliteitsborging van schoolexamens.

Verder zouden docenten in staat gesteld moeten worden om zich te ontwikkelen in hun professionaliteit om inhoud, toetsen en beoordelingsmodellen voor het schoolexamen vorm te geven. Ten slotte zouden de negatieve gevolgen van de sturing beperkt kunnen worden door een evenwichtiger verdeling van de vaardigheden tussen centraal- en schoolexamen voor de taalvakken. Tot slot is onderzoek nodig naar een landelijk richtlijn voor de inrichting van het PTA, het programma van toetsing en afsluiting, voor Nederlands en de Moderne Vreemde Talen.

Levende Talen roept op het tij te keren. De vereniging Levende Talen kan en wil, als vertegenwoordiger van het veld, met haar kennis en expertise, een belangrijke bijdrage leveren aan het concretiseren en uitvoeren van de aanbevelingen van dit onderzoek. Levende Talen wil op korte termijn de onderzoeksresultaten bespreken met de overheid, de sectorraden en de kenniscentra om vast te stellen hoe de aanbevelingen ten uitvoer gebracht kunnen worden.

Vorige'Thuis les volgen alleen voor selecte groep leerlingen'
VolgendeHouvast bij innoveren – masterclass leren innoveren
Reacties (0)

Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst

Laat een reactie achter