KansenKaart toont kansenongelijkheid in het basis- en middelbaar onderwijs

Hebben kinderen uit verschillende wijken in Nederland dezelfde kansen om succesvol te zijn in het basis- en middelbaar onderwijs? Wetenschappers van Erasmus Universiteit Rotterdam onderzochten deze vraag en komen tot de conclusie dat onderwijsuitkomsten sterk samenhangen met de wijk waar je als kind opgroeit. Zij brachten de verschillen per wijk letterlijk in kaart op een interactieve KansenKaart. De interactieve website KansenKaart.nl geeft inzicht in hoe het met kansengelijkheid in het onderwijs gesteld is. Hieruit blijkt dat de ‘kansenkloof’ tussen verschillende Nederlandse regio’s en zelfs naast elkaar gelegen woonwijken aanzienlijk is. Zelfs wanneer je leerlingen met elkaar vergelijkt die in gezinnen met hetzelfde inkomen opgroeien, blijkt er een duidelijk verband te zijn tussen de onderwijsresultaten en de wijk waar zij als kind opgroeiden.

Verschillen per wijk in kaart
De interactieve website toont per gemeente en per wijk in Nederland de onderwijsuitkomsten van leerlingen, uitgesplitst naar geslacht, migratieachtergrond en het inkomen van ouders. Onderzoeksleider Bastian Ravesteijn: “toen we in oktober 2020 KansenKaart.nl lanceerden, vroegen we ons af of de grote regionale inkomensverschillen voortkomen uit verschillen in het onderwijs. De nieuwe resultaten laten duidelijk zien dat deze regionale kansenongelijkheid al zichtbaar is de middelbare school en zelfs op de basisschool”.

Grote onderwijsverschillen tussen gemeenten
16-jarigen die in Oegstgeest, Bloemendaal, Heemstede, Rozendaal en Laren opgroeien hebben drie keer zoveel kans om havo of vwo te volgen als hun leeftijdsgenoten in Pekela, Urk, Hoogeveen en Stadskanaal. Opvallend is dat deze relatieve verschillen even groot zijn als we kinderen van ouders met een even laag inkomen vergelijken. 16-jarigen uit de noordelijke randstad volgen vaker havo of vwo dan leeftijdsgenoten in het noorden van het land, de kop van Noord-Holland, midden-Gelderland, Twente, de Achterhoek, Rotterdam, het noorden en oosten van Zeeland en de regio ten noorden van Eindhoven. Onderzoeker Bastian Ravesteijn: “Deze verschillen zien we ook als we enkel 16-jarigen met ouders met een even laag inkomen met elkaar vergelijken. Maar wat opvalt: op de eindtoets in groep 8 zien we een heel ander patroon. Op de eindtoets (van Cito en de andere aanbieders) doen die leerlingen in delen van het noorden en het oosten het juist beter dan in de noordelijke randstad. Daarom laten we op de KansenKaart ook zien welk percentage van kinderen een lager schooladvies krijgt dan uit de eindtoets blijkt. Zo’n ‘onderadvies’ komt bijna niet voor in de noordelijke randstad, maar juist wel in dunbevolktere gebieden. Omgekeerd komt het in de Randstad juist vaker voor dat leerlingen in groep 8 een hoger schooladvies krijgen dan uit de eindtoets blijkt”. 22 procent van alle leerlingen in groep 8 krijgt een schooladvies dat tenminste één heel niveau afwijkt van het eindtoetsadvies. Ravesteijn: “het is blijkbaar erg lastig om op elfjarige leeftijd een goede inschatting te maken van het niveau dat een leerling aan kan. Zowel de eindtoets als leraar kan er naast zitten. Misschien is het daarom beter om leerlingen pas later een keuze laten maken en langer bij elkaar in de klas laten zitten, zoals de Onderwijsraad onlangs voorstelde.”

Ook grote onderwijsverschillen tussen wijken
Ook op de eindtoets in groep 8 zijn grote verschillen te zien tussen gemeenten, maar ook tussen wijken die vlakbij elkaar liggen. 60% van de groep 8-leerlingen uit de wijk rondom Bovenste Caumer in Heerlen kunnen volgens de eindtoets havo of vwo aan. Maar in de nabijgelegen wijk Palemig is dit slechts 32%. De KansenKaart toont ook het percentage groep 8-leerlingen dat het eindtoets-streefniveau haalt voor rekenen, taalverzorging en begrijpend lezen.

Onderwijsverschillen en het inkomen van ouders
De kans op het volgen van vwo is zeven keer zo groot voor 16-jarigen uit een rijk gezin als voor 16-jarigen uit een relatief arm gezin. In figuur 4 worden 16-jarigen in 100 even grote groepen ingedeeld, op basis van het inkomen van hun ouders. Bij een vlakke lijn hangen onderwijsuitkomsten niet samen met inkomen van ouders, bij een steile lijn juist wel. Ook voor andere onderwijsniveaus zijn er verschillen tussen kinderen van ouders met hoge en lage inkomens. Zo is de kans op een universitair diploma voor dertigers van ouders met een hoog inkomen vijf keer zo hoog en de kans op een hbo- of universitair diploma drie keer zo hoog.Onderzoeker Bastian Ravesteijn: “Mogelijk worden de onderwijsverschillen tussen kinderen van ouders met hoge en lage inkomens deels verklaard door genetische verschillen tussen mensen, maar de wetenschap is er nog niet uit voor welk deel dat zou zijn. Onderzoek van andere wetenschappers wijst erop dat maximaal de helft van de verschillen voor de geboorte bepaald worden, maar daarbij spelen naast genetische verschillen ook levensstijl en gebruik van verloskundige zorg een rol. Tenminste 50% van de verschillen en kinduitkomsten zou dus veroorzaakt worden door omstandigheden na de geboorte. Dat betekent dat een groot deel van de kinderen een hoger niveau aan zou kunnen. Daarmee is niet gezegd dat iedereen gelukkig wordt van een hoger onderwijsniveau, maar je zou wel willen dat mensen daarin zelf een keuze hebben. Veel lijkt nu al voorbepaald door wie je ouders zijn en waar je opgroeit”.

Methodologische verantwoording
Op de Kansenkaart is per gemeente en per wijk te zien hoe het gaat met de mensen die daar opgroeiden. Daarbij kan apart worden gekeken naar mensen met hetzelfde ouderlijk inkomen, hetzelfde geslacht en dezelfde migratieachtergrond. Het inkomen van ouders is gemeten als het bruto jaarinkomen van beide ouders. Zie kansenkaart.nl/uitleg voor een toelichting.

Interactieve kaart naar Amerikaans voorbeeld
In 2018 publiceerde het Amerikaanse Census Bureau samen met Harvard University en Brown University de Opportunity Atlas, waarop kansengelijkheid in de VS in kaart wordt gebracht. Bastian Ravesteijn (Erasmus School of Economics), Helen Lam en Coen van de Kraats ontwikkelden samen met onderzoeksassistent Matthijs Jansen een vergelijkbare interactieve kaart voor Nederland, op basis van informatie over miljoenen Nederlandse kinderen en hun ouders, die beschikbaar wordt gesteld voor onderzoek door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daarbij worden zijn ondersteund door de Open Data Infrastructure for Social Science and Economic Innovations (ODISSEI). Het onderzoek van het Census Bureau bracht destijds in de VS een debat teweeg over hoe de kansenongelijkheid in Amerikaanse wijken kan worden aangepakt. Bastian Ravesteijn hoopt dat het onderzoek van Erasmus School of Economics ook in Nederland de discussie over dit onderwerp aanwakkert. “Als je de patronen ziet dan roept dat direct de vraag op hoe het komt dat er zoveel ruimtelijke verschillen zijn voor kinderen die qua inkomen van ouders hetzelfde zijn. We nodigen iedereen uit om daarover mee te denken.”

Vorige9,7 miljoen euro voor samenwerking bedrijfsleven en mbo-scholen
VolgendeWanneer is een goed moment om een nieuwe woning te kopen?
Reacties (0)

Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst

Laat een reactie achter