Het nieuwe onderwijsadvieskantoor The Next School heeft een studie uitgebracht over verschillen tussen MBO-instellingen. De onderzoekers gaan in op ontwikkelingen in studentenstromen en verschillen in kwaliteit en financiële prestaties tussen instellingen.
De adviseurs van The Next School deden ervaring op met strategische data-analyse in andere sectoren, zoals zorg, retail en transport. Na een aantal gesprekken met mensen in de sector kwamen zij tot de conclusie dat ook het onderwijs baat heeft bij meer slimme inzet van data. Met de studie 'Verschillen in het MBO' laten zij zien wat er alleen al met publiek beschikbare data mogelijk is. Voor de studie voerden zij een twintigtal interviews met beleidsmedewerkers.

Krimp leidt tot toenemend gevaar voor concurrentie
In de studie tonen de onderzoekers aan dat de ontwikkeling in studentenaantal van een instelling, vaak afwijkt van die in de regio. Instellingen kunnen dus sneller groeien dan de 'markt'. De onderzoekers zien hier een gevaar ontstaan voor de MBO sector als geheel. Gezien de forse krimp die voor de meeste MBO-instellingen wordt voorspeld voor de komende 10 jaar, ligt felle concurrentie op de loer. Instellingen in dezelfde regio concurreren immers om dezelfde, krimpende, groep studenten. Samenwerking kan hier uitkomst bieden. Het valt de onderzoekers echter op dat ondanks alle gesprekken over samenwerking die de media halen, nu al een behoorlijke concurrentieslag plaatsvindt tussen instellingen. Illustratief hiervoor is de overlap in opleidingsaanbod tussen instellingen in dezelfde gemeente: in gemeenten met meerdere ROC's zoals Leeuwarden, Rotterdam en Zwolle volgt meer dan 60% van de studenten een opleiding die aan beide instellingen aangeboden wordt.

Investeringen in kwaliteit én kwaliteitsmeting betalen zich uit
De onderzoekers zijn kritisch op de huidige instrumenten voor kwaliteitsmeting in het MBO en zien mogelijkheden voor zowel overheden als instellingen zelf om hier meer uit te halen. Investeren in kwaliteit hoeft bovendien niet ten koste te gaan van de financiële stabiliteit van een instelling. De onderzoekers vinden namelijk een positief verband tussen de solvabiliteit van een instelling, en de kwaliteit (zoals beoordeeld door studenten in de JOB-monitor). Dat is opvallend, want een hogere solvabiliteit betekent (kort door de bocht) dat in het verleden minder geld is uitgegeven. Daarbij moet worden aangemerkt dat erfenissen uit het verleden en grote verschillen tussen studentenpopulaties zorgen voor een ongelijk speelveld: de ene instelling heeft het makkelijker dan de andere.

Enorme variatie in financiële prestaties instellingen valt op
Over 2016 bedroeg de gemiddelde rentabiliteit 0,7%, en was de solvabiliteit gemiddeld 55%. Achter die gemiddelden schuilt echter een enorme variatie in prestaties: sommige instellingen zijn jaar op jaar winstgevend, terwijl andere ver achterblijven. Deze verschillen zijn terug te leiden tot de relatieve opbrengsten en kosten van de instellingen. De studie geeft een doorkijkje in de variatie hierin tussen instellingen. Opvallend daarbij is de sterke financiële prestatie van het Tilburgse De Rooi Pannen (14% rentabiliteit en 91% solvabiliteit in 2016). De Rooi Pannen boekt al jaren op rij forse winsten, en haalde onlangs de landelijke media met het besluit om de studiekosten voor studenten af te schaffen.

Samenwerking tussen instellingen kan beter
De onderzoekers zien op veel plekken in de sector dubbel werk plaatsvinden. Hier biedt samenwerking uitkomst, zowel in de regio als landelijk via onder andere DUO en de MBO Raad. Samenwerking is onder meer gewenst bij de cijfermatige onderbouwing van de verdeling van opleidingen tussen instellingen, de organisatie van opleidingen en het proces rond stages.

Maak dankzij data de omslag van reactief naar actief beleid
MBO-instellingen kunnen volgens de onderzoekers nog meer strategische beslissingen baseren op feiten en data. Dankzij de inzet van data kan een instelling problemen zichtbaar maken voordat ze groot kunnen worden, en monitoren welke besluiten wel en niet goed uitpakken. Ze zien onder meer verbetermogelijkheden bij de optimalisering van huisvesting, inkoopkosten, doorstroom en monitoring van verzuim. Om echt datagedreven te kunnen werken hebben instellingen wel data-specialisten nodig die bekend zijn met de nieuwste technieken. Voor dit type personeel geldt dat een goede data analist vaak beter werk kan leveren dan tien minder gekwalificeerde analisten. Investeringen in deze competenties verdienen zichzelf vrijwel altijd terug. Door hierin te investeren ontstaat namelijk ruimte voor actief, in plaats van reactief, beleid.

De complete studie bekijken? Dat kan via deze link naar de website van The Next School.

VorigeKabinet bezuinigt toch op onderwijs
Volgende62% studenten ervaart vaak prestatiedruk in dagelijks leven
Reacties (0)

Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst

Laat een reactie achter