Het kabinet wil het weer mogelijk maken dat dislocaties een eigen brinnummer krijgen en als zelfstandige school doorgaan. De PO-Raad heeft al lange tijd aangedrongen op deze aanpassing van de wet en is daarom blij dat het voorstel er nu ligt.
In het basisonderwijs kan een school op verschillende locaties gebouwen (vestigingen) hebben. Naast het hoofdgebouw kunnen dat nevenvestigingen of dislocaties zijn. Een nevenvestiging is een deel van een school dat als zelfstandige school functioneerde, voordat het een deel van de school werd. Een dislocatie is een deel van een school waarmee ruimtegebrek in het hoofdgebouw van de school wordt opgevangen.
De Wet op het primair onderwijs kent eisen waaraan moet worden voldaan om een school te kunnen stichten. Bij de berekening van het te verwachten aantal leerlingen van een nieuwe school mogen op dit moment de leerlingen die wonen binnen een redelijke afstand van een school en waarvoor plaatsruimte is op die school, niet worden meegeteld. Omdat een dislocatie in feite zon bestaande vergelijkbare school is, betekent dit dat de leerlingen die onderwijs volgen op die dislocatie niet in de prognose mogen worden meegenomen.
De voorgestelde aanpassing in dit wetsvoorstel komt erop neer dat als een bevoegd gezageen dislocatie wil afsplitsen, de leerlingen welke op die dislocatie onderwijs volgen of zullen gaan volgen wel worden meegeteld voor de toets aan de stichtingsnorm voor nieuwe scholen.
In het voorstel wordt voorkomen dat de school waarvan de dislocatie wordt afgesplitst, als gevolg daarvan niet meer levensvatbaar is. Doordat de leerlingen van de verzelfstandigde dislocatie niet meer meetellen bij het overblijvende deel van de school, kan de school onder de opheffingsnorm terechtkomen. De stichting van een nieuwe school zou dan gepaard kunnen gaan met de opheffing van een reeds bestaande school, hetgeen zou kunnen neerkomen op een verkapte vorm van schoolstichting. Daarom wordt een bepaling opgenomen dat (op basis van een prognose) aannemelijk moet zijn dat het overblijvende deel van de school gedurende een termijn van 15 jaar na de datum van ingang van de bekostiging van de nieuwe school, zal worden bezocht door ten minste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de voor de gemeente geldende opheffingsnorm.
Bij het verzoek aan de minister om een dislocatie te verzelfstandigen dient aan de volgende vereisten te worden voldaan:

een prognose van het te verwachten aantal leerlingen op de te verzelfstandigen dislocatie (de nieuwe school),
de beschrijving van het voedingsgebied,
de aanduiding van de plaats in de gemeente waar het onderwijs moet worden gegeven, en
de voorgestelde datum van ingang van de bekostiging.
een prognose van het te verwachten aantal leerlingen op de overblijvende school.
Het verzoek zal rechtstreeks aan de minister moeten worden gedaan. Omdat omzetting ook consequenties zal kunnen hebben voor de huisvesting van de school is het wel noodzakelijk tijdig met de gemeente hierover overleg te voeren.
Voorts zijn in het voorstel bepalingen opgenomen die ongewenste bekostigingseffecten moeten voorkomen. In het voorstel is daarom vastgelegd dat de bekostiging van leerlingen die overstappen naar een nieuwe school binnen hetzelfde bevoegd gezag - vanaf het moment van de overstap wordt beëindigd bij de scholen van herkomst van die leerlingen, indien het om een substantieel aantal leerlingen van de nieuwe school gaat. Dit aantal zal bij een algemene maatregel van bestuur worden gepreciseerd.

VorigeTest je mediawijsheid in mediawijsland
VolgendeOnderzoek allochtone docenten in het voortgezet onderwijs
Reacties (0)

Er zijn bij dit artikel nog geen reacties geplaatst

Laat een reactie achter